De menselijke maat

Een plons gevolgd door driftig gemekker. Ik kijk in de richting van het geluid en loop over het gras naar de brug waar ik de twee, bijna schuimbekkend, tegenover elkaar zie staan. Zwart met witte snavels. Meerkoeten. Keffend alsof hun leven ervan afhangt. Even verderop zie ik een derde meerkoet naar het tafereel kijken. Waarschijnlijk het vrouwtje waar om gevochten wordt.
Dan spreidt één van de twee meerkoeten zijn veren waardoor hij bijna twee keer zo groot wordt. Als een pauw daagt hij de ander uit. Ik zie alleen de achterkant, maar ook op mij maakt hij indruk.

Onder de brug

Voorzichtig loop ik de brug op. Normaal zijn meerkoeten al verdwenen als ze een dun takje horen kraken. Nu niet. Ze zijn zo druk met elkaar, dat ze mij helemaal niet opmerken. Als ik over de reling kijk, verdwijnen ze onder de brug. Druk keffend. Gefrustreerd blijf ik achter. Ik hoor ze luid en duidelijk, maar zie niets. Aan de andere kant van de brug is ook niets te zien. Ik wacht even en dan komen ze weer te voorschijn. Volop strijdlustig. Zonder dat de meerkoeten ook maar iets opmerken, maak ik een paar foto’s.

Twee tegen een

Dan rent, volkomen onverwacht, het vrouwtje over het water recht op de twee af, om zich zonder aarzeling, in de strijd te mengen. Het is nu twee tegen één. Een constatering die mij op scherp zet en ik hoor mezelf even later hardop zeggen: ‘Ga van hem af, wegwezen’. Onopzettelijk frons ik mijn wenkbrauwen en knijpen mijn lippen samen. De meerkoeten zijn zich nergens van bewust. Ze zijn druk. Eén van hen springt bovenop de rug van de ander en probeert hem onder water te duwen. De meerkoet vecht voor zijn leven. Mijn behoefte om in te grijpen is helemaal terug, maar ik hoor mezelf niets zeggen. 

De menselijke maat

Even ben ik bang dat de derde meerkoet is verdronken, als hij, een stukje verderop, plotseling weer boven water verschijnt. Ik haal opgelucht adem en hoop dat hij ver genoeg is verwijderd van de andere twee om niet opnieuw aangevallen te worden. Helaas. Op het moment dat de andere twee hem spotten, laait hun strijdlust meteen weer op en rennen ze over het water naar hem toe.
Ik haal diep adem, en loop verder. Ik hoop dat de meerkoet het redt.
Onwillekeurig glimlach ik om mijn eigen, idyllische, menselijke maat.