Maar hoe moet het dan met …?

Ik doe hem zijn tuigje om. Er lijkt niets aan de hand. Hij laat het allemaal toe. De lijn vastmaken is ook geen probleem. Ik loop een stukje bij hem vandaan, maar hij loopt niet mee, ook niet als ik hem roep. Als ik omkijk, zie ik een paar ogen die me aanstaren alsof ik gek ben geworden. Ik trek zachtjes aan de lijn om hem in beweging te krijgen, maar hij houdt dapper stand. Bijgestaan door een staart van indrukwekkende omvang, blijft hij me aankijken. Tegen beter weten in trek ik nog een keer aan de lijn, maar ook nu geeft hij geen krimp. Zijn blik vertelt een helder verhaal, iets over een butler en haar plek. Ik wil nog niet opgeven en loop naar hem toe om hem op te tillen en hem naar buiten te dragen, maar ook dat wordt niet op prijs gesteld.
Ik maak het tuigje los. 

Katten en structuur

‘Hoe moet het dan met Sammy?’, werd mij gevraagd naar aanleiding van mijn blog ‘op reis met savanneolifanten?’.
Ik ben van plan om hem mee te nemen. Het ligt niet voor de hand om een kat mee te nemen op reis, zeker niet een kat die altijd binnen heeft geleefd en gewend is aan een bepaalde regelmaat, zoals Sammy en ik hou mijn hart dan ook vast.
Een gedachte aan wilde katten geeft me hoop. Deze katten hebben waarschijnlijk niet veel structuur, in hun leven, dus ergens hoop ik dat ook Sammy kan wennen aan een leven met wat minder orde. Ik weet niet of je de twee mag vergelijken, maar ik doe het toch.

Proefreizen

Hij heeft geen idee van mijn plannen. Ik kan hem dat niet duidelijk maken, pas als ik de camper heb, wordt het duidelijk. Dan maken we een paar proefreizen, en ervaren we het buitenleven. Ik ben benieuwd.
Een ding is zeker en dat is dat hij mij, te zijner tijd, onomwonden, wel duidelijk kan en zal maken wat hij er precies van vindt.
En dan zien we verder.

Op reis met savanneolifanten?

Ik schrik van het volume en de duidelijkheid waarmee de woorden uit mijn mond komen. De wens uit mijn kindertijd, manifesteert zich in volle omvang. Ik kan er niet meer om heen en wil dat ook niet. ‘Ik wil reizen en weg van deze plek’, hoor ik mezelf zeggen, dit keer zachter, maar nog even gedecideerd. Ik voel de energie stromen en laat me meevoeren op haar golven. Verschillende beelden van mezelf komen langs: op een terras met een drankje, genietend van de zonsondergang, achter het stuur van mijn camper en eentje met mijn laptop. Bij het zien van mijn laptop begint mijn hoofd op en neer te bewegen. Ik kan mijn huidige werk grotendeels digitaal doen, en als ik op reis ben, kan ik gaan bloggen voor een reisblad of een eigen blog beginnen. Ik voel mijn mondhoeken omhooggaan en een lach opborrelen. Ik kijk naar mogelijke bestemmingen, zonder een route te plannen, omdat het virus dat onder ons is, iedere planning op elk moment kan doorkruisen. Het wordt een ontdekkingsreis, zonder einddatum en zonder reisplan. Dit is niet erg want met alle mooie plekken in Nederland en in Europa, is er altijd een bestemming te vinden waar ik naar toe mag en kan. Ik ga op reis. Alleen.

Zoemende muggen en brullende olifanten

Op 3 mei 2021 loopt het jaarcontract met het energiebedrijf af en dat simpele feit maakt van deze datum mijn vertrekdatum. Ik wil voorkomen dat het plan weer wegglipt. Ik struin het internet af op zoek naar campers en vind er drie op basis van prijs en gewicht. Als ik de campers aanklik, vallen ze een voor een af, één heeft een torenhoge kilometerstand, de tweede een hoog verbruik en in de laatste ontbreekt een toilet. Jammer, maar ik heb nog even.

Tijdens de hittegolf kan ik de slaap niet vatten en lig maar te draaien en te woelen. Na een paar van deze onrustige nachten, geven mijn vermoeidheid en de nachtelijke stilte, mijn angsten ruim baan. Allemaal vragen gaan door mijn hoofd. Is het wel verstandig om dit nu te doen? Alleen op reis? Wat als het tegenvalt? Wat als de camper het begeeft? In plaats van antwoorden, komen er alleen maar meer vragen op. Mijn huis opgeven bij deze woningnood? Wat doe ik dan als ik terugkom? Straks zit ik bij deze temperaturen op 12 m2 vast? Wil ik dat echt? 

De zoemende muggen veranderen in brullende olifanten. Savanneolifanten. Pas tegen de ochtend verstomt het gebrul en val ik in slaap.

Wat als ik wegkwijn?

Een paar dagen later, op mijn verjaardag, ga ik met Anke, een vriendin, uit eten. We blijken elkaar dan al 39 jaar, precies driekwart van ons leven, te kennen. Lachend proosten we op deze twijfelachtige mijlpaal.

‘Ik ben wel een beetje jaloers op je plannen’, zegt ze ineens. Onmiddellijk slaan de olifanten aan, waardoor ik niet anders kan dan de twijfel van de afgelopen nachten eruit te gooien. Vooral mijn angst voor het alleen zijn, waarschijnlijk getriggerd door de vertrouwdheid van dit moment, laat van zich horen. ‘Contact leggen gaat mij niet altijd even makkelijk af, dat weet je’. Ik stop even, kijk haar aan en ga dan verder: ‘wat doe ik als ik bijna wegkwijn?’ Anke schiet in de lach. ‘Dan bel je toch gewoon?’ Ik kijk haar aan en begin ook te lachen. ‘Ik ben een beetje aan het doorschieten, hè?’ Ze haalt haar schouders op en knikt: ‘Wat wil je? Je gaat je huis opgeven, een camper kopen en op reis naar een onbekende bestemming. Dat zet de wereld van de meeste mensen op zijn kop.’ 
Ik knik. Het doet me goed om dit hardop te horen en ik zak achterover in mijn stoel. ‘En nieuwe mensen ontmoeten, betekent nu eenmaal, ter plekke, beslissingen nemen. Dat is altijd een risico’, besluit ze. Ik knik en denk hardop: ‘Stapje voor stapje. Ik koop een camper, probeer het een paar weken en als het echt niet bevalt, verkoop ik hem weer en blijf ik zitten waar ik zit.’
Dat had ik nodig. Ik kijk op en glimlach. 

Mijn hoofd voelt een stuk lichter en het trompetteren ebt zachtjes weg. 

De savanneolifant, het grootste landdier op aarde
Deze olifant leeft in kleine groepen in Afrika onder leiding van een matriarch.  Ze communiceren onderling door middel van geluiden zoals trompetteren, grommen en brullen. Wanneer de groep te groot wordt, splitst deze zich. Als de mannetjes tussen tien en veertien jaar oud zijn, worden ze uit de groep verstoten. De een gaat dan solitair verder en de ander sluit zich aan bij een groep van mannetjes. De olifanten houden vaak hun hele leven contact met elkaar, ook als ze ver uit elkaar leven. Bij de grotere afstanden maken de olifanten gebruik van infrageluid, door te stampen. 

De Tafelberg in de lage landen

‘Van een beetje smeer ga je niet dood hoor’, roept Anke lachend. Ik kijk haar vragend aan en dan realiseer ik me dat ik met mijn handen wapper alsof ik water op mijn handen heb in plaats van smeer. Ik schiet ook in de lach. Als de fietsen op het rek staan, vertrekken we richting het Gooi. In verband met Covid19, rijden we met de ramen open, iets dat op de snelweg onstabiel en ongemakkelijk aanvoelt.

De pier

Na zo’n twintig minuten fietsen, komen we aan in de haven van Huizen. De pier lokt meteen en we fietsen door tot het eind, waar we twee houten banken tegenover vinden. Op anderhalve meter afstand, geloof het of niet. Ik wil foto’s maken van het Gooimeer en loop, langs de banken, over de losse stenen waar het water tegen aan klotst, zo ver mogelijk naar het meer toe. Alles voor een mooie foto. Pas als ik bijna val, haak ik af en ga op een van de banken zitten. Anke gaat verder, hier en daar een rijpe braam van een struik, die zijn weg heeft gevonden tussen de stenen, plukkend. Ze zijn heerlijk zoet. ‘Oh, kijk, er liggen ook flesjes bier. Lekkere combinatie!’, roept ze met opgetrokken bovenlip. Ik schiet in de lach.

Scandinavië

Terug op het ‘vasteland’ fietsen we langs de haven van Huizen langs mooie kleurrijke panden waardoor we ons in Scandinavië wanen. Even verderop komen we erachter dat de paneden van één hotelketen zijn en allen tezamen een hotel vormen. Iets minder romantisch dan we dachten. Jammer.
We fietsen voorbij de oude kalkovens, die nu dienstdoen als restaurant en zoeken het water weer op. We willen zoveel mogelijk in de buurt van het water blijven. Even later, als we in een fuik van ziltige, penetrante, vislucht terechtkomen die ons de adem beneemt, kijken we elkaar aan en fietsen we heel hard weg, snakkend naar een olfactorisch veiliger plek.

Als de haven achter ons ligt, en ons reukvermogen weer tot rust is gekomen, zien we een strandje aan het meer. Helemaal leeg. Een teken dat de scholen weer zijn begonnen. Dat kan niet anders.

Koffie

We gaan op zoek naar ‘De Tafelberg’, een restaurant, dat ons werd aanbevolen. We hebben trek dus we googelen het restaurant en volgen de aangegeven route. We fietsen door Blaricum, langs huizen waar we zo in zouden trekken, maar we houden ons in. 
Onderweg realiseer ik me dat ik nog geen koffie heb gedronken. Die wetenswaardigheid nestelt zich in mijn lichaam en mijn trek wordt groter. Over een verslaving gesproken. Op een rul zandpaadje, heuvelopwaarts, wordt het fietsen onmogelijk, en lopen we verder. Ik kijk op mijn mobiel. Bij het volgende kruispunt naar links en dan nog twee minuten rechtdoor, lees ik. ‘We zijn er bijna, nog een paar minuten’, zeg ik. Ik zie het hoofd van Anke horizontaal bewegen. Als we op het kruispunt aankomen ligt er een mooi geasfalteerd paadje, dat ons in twee minuten naar een privé-huis boven op de Tafelberg leidt. Geen restaurant, geen koffie.

Het restaurant de Tafelberg

De zoekopdracht ‘de Tafelberg’ leidt naar de top van de opgeworpen heuvel de Tafelberg, het hoogste punt van het Gooi, niet naar het restaurant. Wat suf! Ik had restaurant erbij moeten vermelden, maar wie rekent er nu op een plek bij het woord berg in Nederland. Ik niet. Tafelheuvel klopt voor mijn gevoel beter. Tafelberg.
We typen een nieuwe zoekopdracht in en volgen de aangegeven route. Een kwartiertje later stuiten we, net voordat we op de bestemming aankomen, op de prachtige paarse heide. We stappen af en ik maak een paar foto’s.
Het terras van ‘De Tafelberg’ is erg ruim en aangenaam, mèt uitzicht op de paarse heide en een kudde schapen. We gaan zitten en ik bestel een kop koffie. Dan zie ik de schapen vrolijk weg rennen. Ik word er nieuwsgierig van en wil ze achterna gaan om te kijken waar ze precies naar toe gaan en wat ze gaan doen. Dan verschijnt de ober met de koffie en laat ik het idee varen. Koffie. Eindelijk. 

Reikhalzende vrouwen met koperen ringen

Ik voel het warme bloed naar mijn gezicht stromen als ik de kraampjes en fotograferende toeristen zie en me realiseer dat dit een paar uur per dag een mensentuin is. Even blijf ik staan en vraag me af wat ik moet doen. Voordat ik die vraag kan beantwoorden, trekt een stel spelende kinderen, een paar meter verderop, mijn aandacht. Niet ver daarachter zie ik een vrouw in traditionele kleding. Mijn ogen vliegen naar haar nek. Niets. Mijn kaken ontspannen en ook mijn schouders zakken terug in hun natuurlijke positie. ‘Heb jij er al een gezien?’, hoor ik naast mij. ‘Nee, nog niet.’ De lichte teleurstelling die ik voel, zegt me dat mijn schaamte is overwonnen. Ik loop verder de tuin in, langs de kraampjes waarin vele kleurige sjaals en doeken liggen, op zoek naar de koperen ringen. 
En dan is het raak. Stralend en glanzend alsof ze net zijn gepoetst. Het gezicht van de drager steekt nipt boven de ringen uit, als een klein meisje dat op de punten van haar tenen, vol verwachting, over de vensterbank naar buiten tuurt. 

Onvoorstelbaar

De vrouw zit in een kraam omringd door kleurige stoffen. Als we elkaar aankijken, klopt ze uitnodigend op de plank naast haar. Ik ga zitten en raak gefascineerd door de witte doek die om haar hoofd is gebonden. De omvang van de doek geeft me het idee dat er minstens een meter haar onder schuilgaat, waarvan de zwarte uiteindes, eensgezind, net boven haar wenkbrauwen ophouden. Ik vraag haar hoe het gaat. Ze glimlacht zonder iets te zeggen en ik twijfel even of ze wel Engels spreekt. Dan zie ik vlak achter haar, als in een kinderboek, de wassende maan door de bomen gluren. Gesterkt door dit beeld wijs ik naar haar nek en vraag: ‘Isn’t that painful?’ ‘Pain?’, vraagt ze met grote ogen. Ik knik en trek een pijnlijk gezicht terwijl ik naar haar nek wijs. De vrouw schiet in de lach, schudt haar hoofd en zegt resoluut: ‘No. No pain’. Vol ongeloof kijk Ik haar aan. Ze glimlacht en legt haar hand op mijn arm terwijl ze haar andere hand, als een belofte, op haar hart legt en haar ogen even sluit. Onvoorstelbaar.

Een optische illusie

De vrouwen maken deel uit van het Padaung volk dat oorspronkelijk uit Birma komt. Een aantal van hen leeft als vluchteling in Thailand. Om te kunnen overleven, wordt de plek waar de vrouwen leven, een paar uur per dag opengesteld voor toeristen. Waarom de vrouwen deze koperen ringen dragen is niet helemaal duidelijk. Het zou de aantrekkelijkheid van de vrouwen vergroten en daarmee de kans op een huwelijk. De ringen verlengen de nek niet. Als dit wel het geval was, zou dit ernstige verlammingsverschijnselen of zelfs de dood tot gevolg hebben. De verlenging is een optische illusie. Ik kan me niet goed voorstellen dat het ongemak ook een illusie is. Maar goed, ik word al blij als het lente wordt en ik mijn sjaal aan de kapstok kan laten hangen!

De oorverdovende Mekong

Als ik vanaf het smalle plankje opkijk, zie ik een man mijn boot instappen. De vochtige wildgroei op zijn gezicht houdt mijn ogen vast en ik probeer de lach die ik voel opkomen tegen te houden. Tevergeefs. Ik zie zijn gezicht verstrakken, zijn ogen kleiner worden en zijn lippen grote bewegingen maken. Ik versta niet wat hij zegt. Ik ben doof voor deze frequentie. Ik draai van de man af en sta oog in oog met de Mekong rivier. Ongelimiteerd en oneindig.  

Een vergeten waarschuwing

Ik kijk naar de man die naast me zit. Zonder mij aan te raken rommelt hij in zijn bagage en even later zie ik hem oordopjes indoen. Instinctief trek ik mijn wenkbrauwen op. Dan voel ik de boot schommelen. Ik draai me om en zie een jongeman met zwart sluik haar, gekleed in een rood shirt en korte broek. Een oorverdovend geluid. Meteen herinner ik me de waarschuwing en duik in mijn tas. Als ik weer opkijk, kabbelen we rustig naar het midden van de rivier. Daar aangekomen voert de jongeman de snelheid fors op en moet ik me aan de boot vastgrijpen. Nog zes uur. 

Boeddhabeelden

De bergen gekleurd in ontelbare tinten groen, soms voorafgegaan door smalle strandjes en af en toe, onderbroken door rotspartijen, laten de tijd echter vliegen. Als we na een paar uur aanmeren bij de Pak Ou grot, kunnen mijn oordopjes uit. Een bevrijding waar ik even van geniet. In de Pak Ou grot vind je vele Boeddhabeelden in verschillende poses en maten. Na de eerste tien beeldjes beginnen ze allemaal op elkaar te lijken. Ongetwijfeld werkt mijn gebrekkige kennis hieraan mee. De bedomptheid van de grot dwingt me naar buiten. In de boot geniet ik nog even van de stilte. Pas als de motor zijn werk weer doet, kijk ik op. 

Een heftige reactie

Aan de wal in Laos geef ik de man een hand en wens ik hem goede reis. Hij knikt, draait zich om en loopt weg. Als ik hem nastaar, ontsnapt er een diepe zucht. ‘Wat een heftige reactie op een onhandige start’, denk ik bij mezelf. Een knallend geluid haalt me uit mijn gedachten en als ik opkijk zie ik een klein huisje waar stoom uit komt. Ik schiet in de lach en loop richting het huisje. 

Kiekjes komen uit Leiden

‘Is deze stoel vrij?’, hoor ik. Ik kijk op en zie een lotgenoot: ‘Ja. Ga zitten. Fijn weer, he?’ De vrouw knikt en trekt zwijgend haar regenkleding uit. Mijn aandacht wordt afgeleid door een aantal lachende studenten die binnenkomen. Doorweekt maar erg vrolijk. De schaterlach van een van de studentes maakt dat ik ook in de lach schiet. De vrouw kijkt op, maar wendt haar hoofd meteen weer af. Ze is duidelijk niet in de stemming voor een ongedwongen gesprekje. 

Kiek komt niet van kijken

Als de zon eindelijk doorkomt, zie ik aan de overkant van het water een camera op een statief staan. Het kiekmonument. Kiek is de naam van de maker van momentopnames. Israël Kiek (1811 – 1899) was een bekend fotograaf in Leiden die door dronken studenten vaak uit bed werd getrommeld om een foto van hen te maken. Kiek stemde meestal toe omdat het brood op de plank bracht, maar gruwde van deze foto’s omdat ze niet de gewenste professionele kwaliteit hadden. De studenten noemden deze momentopnames al snel naar de maker.

Vrouwelijke studenten

Ik loop naar het monument en bekijk een paar foto’s van studenten uit de negentiende eeuw. Ik zie oudere mannen in pakken met bolhoed en wandelstok. Grote snorren. Serieus poserend voor de camera, maar niet altijd in staat om hun lach te verbergen. Er staan geen vrouwen op de foto’s. Niet gek, gezien het nachtelijke uur. Een andere verklaring is dat vrouwen pas later werden toegelaten aan de universiteit. In 1898 werd er in Nederland nog een debat gevoerd over de vraag: ‘zijn vrouwelijke hersenen wel geschikt om te studeren?’ 
In mijn achterhoofd hoor ik die schaterlach weer en schiet in de lach.

Een momentopname in Leiden

Vrolijk loop ik, al kiekjes makend, langs het water naar het plein waar Molen de Valk staat te pronken. Ik loop verder het centrum in. Als ik links van mij een gevaarte van licht gesteente zie opdoemen, sta ik even stil. Probleemloos drukt het gebouw drukt de huizen ernaast weg. Ik doe mijn mond weer dicht. De tegenstelling is groot. Te groot. Ik pak mijn mobiel en maak vanuit verschillende hoeken en op verschillende afstanden een paar foto’s. Verloren moeite. Bladerend door de foto’s, gruw ik, net als Kiek, van een momentopname in Leiden.

Reizen in tijden van Corona

Zacht ploft hij naast me neer op het bed, klaar voor een knuffel. Tien over vijf. Om half zes sta ik op, pers een paar sinaasappels uit en trek mijn hardloopkleren aan. Eenmaal buiten rits ik mijn jack helemaal dicht en twijfel nog even over mijn handschoenen. Dan hoor ik een geluid en loop naar de overkant waar ik een meerkoet aantref, die het op een hartstochtelijk keffen heeft gezet. Ik kijk even rond om te achterhalen tegen wie hij zo te keer gaat, maar zie niets. Ik schiet in de lach, schud mijn hoofd en begin te lopen. Als ik bij het stoplicht aankom, ben ik nog niet buiten adem. Vooruitgang.
Ik zie een eend zwemmen in de sloot. Moederziel alleen. Onwillekeurig denk ik meteen aan die kat die een paar dagen eerder, tussen het riet, naar de kuikens lag te gluren, en voel een rilling over mijn rug gaan. Ditmaal niet van de kou.

Een reiger

Een auto rijdt weg, maar verder is het stil. Na een paar minuten hardlopen, kom ik aan bij het kanaal. Aan de kant staat een reiger en ik grijp naar mijn mobiel. Helaas, de reiger ziet mij ook, en ik heb het nakijken. Een vast ritueel inmiddels. Twintig meter verderop strijkt hij weer neer. Dat is vreemd en voorzichtig loop ik dichter naar hem toe. Dan zie ik wat er aan de hand is. De reiger heeft een grote ronde platvis gevangen, die in zijn bek vecht voor zijn leven. Het kost even moeite, maar het lukt de reiger de vis te verorberen. Ik ben zo onder de indruk van dit schouwspel dat ik bijna vergeet een foto te maken. En op het moment van de foto presteert de reiger het weer om weg te vliegen. De afbeelding waar hij me mee achterlaat, is er een van een mager scharminkel, dat in geen enkel opzicht recht doet aan dat krachtige dier van net. Helaas.

Gezellig keuvelend

Even later zie ik langs mijn route twee eenden keuvelen, als hartsvriendinnen die elkaar de laatste nieuwtjes vertellen. Ze zijn zo druk met elkaar dat ik de kans krijg om meerdere foto’s te maken. Een unicum. 
Verderop landen twee meeuwen op een lantaarnpaal, druk krijsend naar iedereen die langs vliegt. Nieuwsgierig naar verhalen die ik nooit zal kennen, maak ik een foto. Het resultaat is beter dan verwacht. Helder en scherp zitten de twee parmantig naast elkaar. 

Weerspiegeling in het water

Verderop zie ik de zachte rode gloed van de zon het water van de rivier aanraken en kan ik niet anders dan stilstaan en kijken. Een vogel die voorbij vliegt, leidt mijn aandacht naar de koe, die mij, vanaf de andere kant van het water, nauwlettend in de gaten houdt. De pose is onweerstaanbaar en ik pak mijn mobiel. Op de afbeeldingen zie ik alleen haar weerspiegeling in het water. De koe zelf valt samen met haar achtergrond. 
Dan zie ik dat de subtiele rode gloed plaats heeft gemaakt voor die weldadige, volle, gele, kleur van de zon. Ik zet een paar stappen naar voren, en neem dan pas de laaghangende nevel boven het slootje waar, precies tussen de zon en de koe in. Even waan ik me in een schilderij van een grote meester.

Een volmaakte cirkel

Als ik onder het viaduct doorloop zie ik de zon samen met haar weerspiegeling in het water een volmaakte cirkel vormen. De cirkel omarmt een paar bomen van verschillend formaat, waarin het bladerdak van elke boom èn naar de hemel èn naar de aardkern wijst.
Voldaan stop ik mijn mobiel in mijn zak en begin weer te lopen. Het laatste stuk brengt me buiten adem. Voor het stoplicht luister ik naar de stilte en hoop dat de meerkoet gevonden heeft wat hij zocht. 
Het is tijd om mijn kat te knuffelen.

Reizen in Coronatijd

Covid19 maakt het reizen, in Nederland en daarbuiten onmogelijk. In Nederland is een ‘intelligente’ lockdown ingesteld. Dit betekent zoveel mogelijk thuisblijven en afstand houden van anderen. Anderhalve meter is het devies.
Sinds deze lockdown ga ik vroeg in de ochtend, als iedereen nog ligt te slapen, hardlopen. Lekker in alle rust uitwaaien en fotograferen.
Het is iedere ochtend een nieuwe, verrassende, reis in dezelfde omgeving. Ik geniet van het licht, de stilte, de zonsopgang die altijd anders is en van de dieren, die in deze tijd, waarschijnlijk meer dan anders, ongestoord hun gang kunnen gaan. 

Ik kijk uit naar morgen. Zelfde plek, zelfde tijd.

Beelden werken

‘Heb jij een visie voor of over je leven’, was de vraag tijdens een zoombijeenkomst voor insight dialogue (meditatie in contact). Ik kijk op en begin te lachen. ‘Dat is geen klein vraagje’, denk ik bij mezelf. Ze gaat verder: ‘volg je een pad in je leven? Of doe je maar iets?’ Ik begin weer te lachen en juist dat maakt haar nieuwsgierig naar wat ik hierover te zeggen heb, terwijl ik nog geen idee heb. Visie vind ik lastig en van een pad ga ik steigeren, laat staan een levenspad.

De snelweg

Over een levenspad denk ik dus nooit echt na. Mijn weerstand is groot. Misschien bindingsangst, misschien gewoon praktisch, maar ik krijgt het benauwd als ik denk aan de vrijheidsbeperkingen die bij een weg horen. Ik denk meteen aan aanwijzingen voor snelheid en route en oogkleppen om je te focussen op de weg. Dat alles vind ik niet aantrekkelijk, zeker niet als het om mijn leven gaat. Toegegeven, soms is het fijn om mee te liften met anderen en ’to go with the flow’, maar uiteindelijk wil ik vaak toch net iets anders. En dan wil ik stil kunnen staan, om me heen kunnen kijken en twijfelen, iets waar een snelweg nu eenmaal niet voor is gemaakt. Net als de ratrace. Je moet door.

Twijfel

En als ik niet door wil of kan, moet ik uitwijken naar dat paadje langs de snelweg, waar ik op mijn eigen tempo in mijn eigen richting kan lopen. Op dat paadje zie ik alle mensen op de snelweg nog recht op hun doel afstevenen, en voel ik mezelf met de minuut onzekerder worden. Hoe minder twijfel ik aflees op de gezichten, hoe meer de twijfel mij parten speelt. Hierdoor kan ik niet genieten van mijn eigen weg en tempo, en van wie ik ben. En dat is niet aangenaam. Zo bekeken is mijn aversie tegen (levens)paden wel logisch.

Doodlopende paden

Tijdens de insight dialogue komt een ander levenspad ter sprake. Een bergpad, met af en toe een zijpaadje, waarvan sommigen doodlopen. Ik kijk de spreker aan en begin te lachen. De gedachte aan een eigen pad met zijpaadjes waarvan er een aantal doodlopen, maakt me blij. Op zo’n doodlopend einde kan ik de stilte, rust en ruimte gebruiken om me te oriënteren of te bezinnen, en waar ik, als ik opkijk, kan genieten van de schoonheid om mij heen. 
Dat beeld werkt. Dat beeld maakt me blij en inspireert. Met dat pad kan ik leven.

De menselijke maat

Een plons gevolgd door driftig gemekker. Ik kijk in de richting van het geluid en loop over het gras naar de brug waar ik de twee, bijna schuimbekkend, tegenover elkaar zie staan. Zwart met witte snavels. Meerkoeten. Keffend alsof hun leven ervan afhangt. Even verderop zie ik een derde meerkoet naar het tafereel kijken. Waarschijnlijk het vrouwtje waar om gevochten wordt.
Dan spreidt één van de twee meerkoeten zijn veren waardoor hij bijna twee keer zo groot wordt. Als een pauw daagt hij de ander uit. Ik zie alleen de achterkant, maar ook op mij maakt hij indruk.

Onder de brug

Voorzichtig loop ik de brug op. Normaal zijn meerkoeten al verdwenen als ze een dun takje horen kraken. Nu niet. Ze zijn zo druk met elkaar, dat ze mij helemaal niet opmerken. Als ik over de reling kijk, verdwijnen ze onder de brug. Druk keffend. Gefrustreerd blijf ik achter. Ik hoor ze luid en duidelijk, maar zie niets. Aan de andere kant van de brug is ook niets te zien. Ik wacht even en dan komen ze weer te voorschijn. Volop strijdlustig. Zonder dat de meerkoeten ook maar iets opmerken, maak ik een paar foto’s.

Twee tegen een

Dan rent, volkomen onverwacht, het vrouwtje over het water recht op de twee af, om zich zonder aarzeling, in de strijd te mengen. Het is nu twee tegen één. Een constatering die mij op scherp zet en ik hoor mezelf even later hardop zeggen: ‘Ga van hem af, wegwezen’. Onopzettelijk frons ik mijn wenkbrauwen en knijpen mijn lippen samen. De meerkoeten zijn zich nergens van bewust. Ze zijn druk. Eén van hen springt bovenop de rug van de ander en probeert hem onder water te duwen. De meerkoet vecht voor zijn leven. Mijn behoefte om in te grijpen is helemaal terug, maar ik hoor mezelf niets zeggen. 

De menselijke maat

Even ben ik bang dat de derde meerkoet is verdronken, als hij, een stukje verderop, plotseling weer boven water verschijnt. Ik haal opgelucht adem en hoop dat hij ver genoeg is verwijderd van de andere twee om niet opnieuw aangevallen te worden. Helaas. Op het moment dat de andere twee hem spotten, laait hun strijdlust meteen weer op en rennen ze over het water naar hem toe.
Ik haal diep adem, en loop verder. Ik hoop dat de meerkoet het redt.
Onwillekeurig glimlach ik om mijn eigen, idyllische, menselijke maat.

Dichtbij op reis

Tijdens mijn hardlooprondje maak ik altijd een paar foto’s van de omgeving. De lichtval van opkomende zon geeft vaak mooie plaatjes.
Op donderdag is alles anders. Op die dag hangt er, net boven land, een laag mist. Het uitzicht lijkt hierdoor mooier. Spontaan loop ik naar het water toe en als ik daar aankom kan ik alleen nog maar kijken. Ik zie de nevel, heimelijk, boven het water dwalen, terwijl het zonlicht het uitzicht, tot een schilderij van een oude meester, maakt. Ik hou mijn adem in. Deze ochtend is alles mooier. Ik begin te fotograferen en kan niet meer ophouden.

Twee dagen later…

…als ik aan het fietsen ben, overkomt me hetzelfde. Ongelooflijk. Op weg naar de boerderij om kaas en eieren te kopen, rijd ik door een woonwijk, als ik, rechts van mij, de zon door de wolken zie schijnen. Op het eerste oog niet echt opzienbarend, maar de zonnestralen zijn zo helder dat het lijkt alsof ik ze één voor één zie. Als dat tot me doordringt, ga ik vol in de remmen, fiets een stukje terug en maak een paar foto’s. Even later fiets ik over een stuk open terrein waar de lucht hetzelfde prachtige schouwspel laat zien. Om de haverklap stap ik af, om me ervan te verzekeren, dat ik de zonnestralen ook zó op de foto zet.

Voor mij waren het twee prachtige reizen. Dichtbij huis en op veilige afstand. Blijf gezond!