Forceren of confronteren?

Google op ‘conflict’, en je vindt binnen enkele seconden, ruim een kwart miljard hits. Conflict is een Engels woord, dus dat geeft ook een boost. Google je op ruzie, dan krijg je bijna drie en een half miljoen hits. Dat is ook fors. Zeker voor een onderwerp waar we eigenlijk liever niet over praten. Mensen gaan op verschillende manieren om met ruzie of conflicten.
De meeste mensen ontwikkelen wel een ‘conflictstijl’ in hun jeugdjaren. Deze stijl is vaak een blijvertje. Dat is hoe jij met conflicten omgaat. Probleem hierbij is dat die stil niet in iedere conflictsituatie handig is.
Vraag je, als je in conflict bent of je voelt dat er een conflict aan zit te komen, eens af:
Wat vind ik belangrijk? Wat wil ik bereiken? Zijn de belangen belangrijker of de relatie met de ander? Zijn zowel de relatie als de belangen belangrijk?
En kijk welke conflictstijl handig is om toe te passen.

Een voorbeeld

Jackie belt haar buurvrouw en vraagt haar of zij kans ziet om nog een dag langer haar kat eten te geven. De buurvrouw antwoordt: ‘Natuurlijk’. Jackie bedankt de buurvrouw en hangt op. Ze komt de volgende morgen thuis en ze heeft de deur nog niet achter zich dicht gedaan of de bel gaat. De buurvrouw staat voor de deur. Die laat Jackie weten dat ze door dit gedoe haar eigen vakantie een dag heeft moeten uitstellen en dat ze dat eigenlijk niet zo leuk vindt. Jackie is stomverbaasd en weet even niet goed wat ze zeggen moet. Voordat ze kan antwoorden, is de buurvrouw al weer verdwenen. Jackie snapt er niets van. Ze had toch gewoon nee kunnen zeggen? Hieronder staan de verschillende conflictstijlen van Hugo Prein.
Na de vakantie van de buurvrouw gaat Jackie bij haar langs. Zij zou als:

  1. Confronteerder tegen haar buurvrouw zeggen dat ze het vervelend vindt, dat ze haar vakantie een dag heeft moeten uitstellen. Daarna zou ze haar uitleggen waarom ze haar heeft gebeld. (De relatie is belangrijk.)
  2. Forceerder ‘doe niet zo idioot’ hebben geroepen. Ik heb gewoon een vraag gesteld. Het slaat nergens op dat jij me dit kwalijk neemt. Je had toch gewoon nee kunnen zeggen. Waarom doe je dat dan niet?’ Net zo lang totdat Jackie gelijk zou krijgen van de buurvrouw. (Het eigen gelijk is belangrijk: je wilt je laten gelden.)
  3. Ontloper tegen haar buurvrouw zeggen ‘de volgende keer zal ik er zeker aandenken’ en bij zichzelf denken ‘pleur op’ of ‘val dood’. (Niets is belangrijk.)
  4. Toedekker zich het gevoel van haar buurvrouw goed kunnen voorstellen en zeggen dat ze er de volgende keer, die waarschijnlijk toch nooit komt, aan zal denken. (Veel zorg voor –de belangen van- de ander en niet veel ook voor je eigen belangen.)

Welke stijl zou jij gebruiken?